Genius Loci – Topografische resonanties en picturale praktijk

In de klassieke Romeinse cultuur werd met 'Genius Loci' de godheid of beschermende geest van een bepaalde plaats bedoeld; tegenwoordig gebruikt men het vooral in overdrachtelijke zin, om de 'eigenheid' van een locatie te benadrukken.
De Genius Loci duidt in dat geval op de kenmerkende hoedanigheid van een plaats of op een unieke, plaatsgebonden atmosfeer.

Deze tentoonstelling brengt een overzicht van de recente picturale praktijk van Bruno Van Dijck.
Het begrip picturale praktijk is ruimer dan de omschrijving schilderkunst, het roept eerder het proces op, een activiteit of een houding. Bruno Van Dijck wil dus via zijn schilderkundige activiteit aan een welbepaalde landschappelijke, topografische plek een extra betekenislaag, een soort aura, een resonantie meegeven. Waar de picturale praktijk eerder verwijst naar het schildersatelier, vindt de resonantie haar voedingsbodem buiten, in de ‘ervaring’ van het landschap. In het schilderen in open lucht komen beide facetten samen.

De kern van de tentoonstelling bestaat uit 300 kleine landschappen in olieverf op paneel. De schilderijen zijn gegroepeerd in reeksen van vierentwintig tot achtenveertig paneeltjes van hetzelfde formaat. Elke reeks heeft op haar beurt een andere locatie als onderwerp. De herhaling van een bepaald motief is hierbij een doelbewuste en fundamentele keuze. Per locatie worden de schilderijen bewaard in een houten cassette op bijpassende sokkel. De cassettes (of schrijnen) zijn aan de binnenkant voorzien van gleuven en bekleed met stof. Je zou de paneeltjes voorzichtig uit de gleuven kunnen lichten en één voor één bekijken. Uit elke cassette worden, afhankelijk van de tentoonstellingsruimte, een aantal ‘uittreksels’ geëxposeerd. De overige schilderijen kunnen eventueel geraadpleegd worden in de schrijnen. Het ‘geëxposeerde’ deel kan naar believen worden omgewisseld en gevarieerd.

Bruno Van Dijck schildert hetzelfde landschap 24, 36 of 48 keer, steeds opnieuw. De herhaling als methode resulteert in een verzameling van diverse landschapsinterpretaties, gaande van plein-airistische vergezichten tot semi-abstracte composities. De verschillende mogelijkheden die het medium én het motief bieden, worden als het ware afgetast. Anderzijds beoogt het hernemen van hetzelfde motief een proces van intensivering en verdieping. Het beeld als resultaat van een zuiver visuele waarneming kantelt naar het domein van de ervaring. Omdat de schilderijen meestal als ‘veldwerk’ tot stand komen, zal de fysieke confrontatie met deze plekken (veranderend licht, een onverwacht snel opkomende vloed, striemende wind, zilte geur van opspattend water) het eindresultaat ook effectief bepalen.

De meeste landschappen hebben een ‘archaïsche’ uitstraling. De voorkeur voor desolate plekken aan de Britse kust is hier zeker niet vreemd aan. Er zijn ook raakpunten met de typische ‘ongerepte’ streken waarin Land Art kunstenaars als Richard Long en Hamish Fulton hun werken hebben verwezenlijkt. Qua stemming, koloriet en verfbehandeling is er eerder verwantschap met bepaalde landschapsschilders uit de 19e eeuw. (John Constable, Théodore Rousseau, Gustave Courbet, Félix Ziem,...)

Bruno Van Dijck vult het veldwerk telkens aan met atelierwerk. Het concrete en meer fysieke landschap verschuift naar het archetypische landschap. De verwijzing naar een welbepaalde plaats is minder dwingend. De buitenwereld functioneert als scherm waarop de binnenwereld wordt geprojecteerd. Er groeit een dieper beeld: ‘de resonantie van het landschap’. In een aantal van deze grotere werken roept het vierkant formaat, dat uit zichzelf al minder ruimte suggereert, een zekere introspectie op. Het gebruik van acryl in plaats van olieverf laat meer snelheid en een vlottere combinatie met tekenmaterialen toe. De fysieke en tactiele maar trage olieverftechniek maakt plaats voor meer grafisch, expressief en soms ook ijler materiaalgebruik.

In de vitrinekasten van de tentoonstellingsruimte krijgen we een boeiend overzicht van het proces dat het tot stand komen van deze werken heeft begeleid. Invloeden en relaties met o.a het werk van Richard Long, Per Kirkeby, Cy Twombly en Thierry De Cordier worden belicht en geïllustreerd. Fysieke en picturale ruimte worden naast mekaar geplaatst. Thema’s als ecologie in de hedendaagse kunst worden toegelicht. Ook zuiver materiaaltechnische informatie komt aan bod.

Ten slotte heeft het project een duidelijke ecologische en rituele dimensie. In deze landschappen sluimert een onderliggend gevoel van melancholie en verlies. Door de focus op kustlijnen, een landschap dat onder invloed van de klimaatswijziging wellicht drastisch zal veranderen, wordt elke cassette een soort reliekschrijn, waarin de herinnering aan een dierbare plek wordt gearchiveerd, bewaard en gekoesterd. De strakke opstelling met sokkels accentueert dit gevoel en geeft de tentoonstelling een rituele uitstraling. De expositieruimte krijgt het karakter van een rouwkamer.

De bijbehorende publicatie, naar een concept van Nico Dockx, geeft in haar structuur en vormgeving een originele visie op het creatieproces, waar gewoonlijk slechts het eindproduct in beeld komt. Een twintigtal korte teksten in briefvorm, geschreven door de kunstenaar zelf, leveren een eigen en persoonlijk commentaar op de genese van dit werk.



West Portholland 2006-2008

Pwllgwaelod 2007-2009


West Portholland 2008-2011

Llnanthony 2007-2009

Cran ‘d Escalles 2009-2011

Carsaig 2009-2010


An t-Ord 2009-2010

Glen Shiel 2010

An t-Ord 2010-2011

Ruban A'Ghille Dhuibh 2010-2011


 
 WEBDESIGN david.ausloos@pandora.be