Einzelgänger
Bruno
van Dijck heeft zijn schilderijenreeks
opgevat als een oefening in ascese. Gewone
objecten, niet ‘nagedonkerd’ door metafoor
of emotie, maar geïsoleerd tegen een ‘lege’
achtergrond, worden in het schilderij als
meditatie overstegen. Hun vergankelijkheid
krijgt een poëtische dimensie: afgedankte
bloemstukjes krijgen pas ‘kleur’ als ze
beginnen te verwelken, ze worden een excuus
om smeuïger te schilderen. De banaliteit
van pure weergave verdwijnt: er is een
opvallende aandacht voor de subtiele
schakeringen van licht, de schaduwen zijn
even tastbaar aanwezig als de dingen zelf. |

|
 |
 |
 |
 |
 |
|
|